2: De tweede soort bewegingsonscherpte ontstaat bij beweging van (een deel van) het onderwerp. De gebruikte sluitertijd is dan te lang (traag) om de beweging te 'bevriezen'. Een logische oplossing is om een kortere (snellere) sluitertijd te kiezen (dit gaat wel ten koste van het gekozen diafragma en/of de ingestelde gevoeligheid die moet worden aangepast). Bij snelle, bewegende onderwerpen als tennis of voetbal heb je niets aan VR (die immers alleen de camera-beweging corrigeert) en kun je dus niet om lichtsterke teleobjectieven heen. Daarom hebben sportfotografen vaak zo'n enorme grote (= brede, lichtsterke) toeter op hun camera. Een dikke 400 mm telelens met als grootste diafragmaopening 2,8 beschikt over 4x meer licht dan een objectief met 5,6 als maximale opening. Daardoor kun je met veel kortere sluitertijden werken en foto's maken die anders onmogelijk te realiseren waren.


Een andere oplossing is te vinden in het zgn. 'meetrekken' ofwel meebewegen met het bewegende onderwerp. Je moet dan wel in de goede richting meebewegen. Een fietser die door de straat fietst kun je scherp vastleggen door tijdens de opname in de rijrichting van de fietser mee te kijken. Je volgt als het ware de fietser met je camera. Wanneer je later de opname bekijkt zul je zien dat de fietser scherp en duidelijk is afgebeeld (misschien zijn z'n benen onscherp door het rondtrappen van de pedalen) en dat de achtergrond bewogen (uitgesmeerd) is afgebeeld. Het geheel geeft een dynamisch effect en je kunt zien dat de fietser fietst en niet stilstaat. Opnamen van motorraces en autosporten zijn vaak met deze techniek gemaakt.


Om beweging bewust te laten zien in de opname kun je ook gebruik maken van een speciale flitstechniek. Normaal wordt de flitser ontstoken vlak nadat de sluiter open gaat, maar je kunt de camera ook zo instellen dat de flitser pas afgaat net voordat de sluiter dichtgaat. Bij korte sluitertijden zul je geen verschil merken, maar juist wel bij langere belichtingstijden. Stel je weer de voorbijrijdende fietser voor. Je maakt ook nu de opname met een lange sluitertijd, maar je houdt de camera stil (statief). De flitser wordt ontstoken net voordat het sluitergordijn dichtgaat en bevriest op dat moment de beweging van de fietser. Die beweging vóór de flits is zichtbaar als een uitgesmeerd lichtspoor op de plek waar de fietser kort daarvoor nog reed. Ook dit effect suggereert snelheid in een foto.

Een fraai dynamisch effect kan ook worden bereikt met het snel in- of uitzoomen tijdens een opname. Gebruik een sluitertijd van ± 0,5 seconde en houdt de camera stil (statief). Bij het bekijken van de foto lijkt het alsof je als toeschouwer in de opname gezogen wordt.


Beweging van het onderwerp kan ook een bijzonder effect hebben op de sfeer van de opname. Een foto van een bergbeekje wordt bijna sprookjesachtig als de opname vanaf statief en met een lange sluitertijd is gemaakt: het kabbelende water wordt dan afgebeeld als een nevelige, ononderbroken stroom van geheimzinnigheid.



Terug naar overzicht artikelen Fototechniek...

...bewegingsonscherpte

Veel foto's belanden in de prullenmand omdat ze zijn 'bewogen' en daarom mislukt zijn. Het onderwerp is wazig en onduidelijk en daar is achteraf zo goed als niets meer aan te doen. Daarom is het handig om bewegingsonscherpte te kunnen beheersen.


Er zijn twee soorten bewegingsonscherpte. Het is handig de twee soorten te herkennen en te weten hoe het ontstaat zodat je er iets tegen kunt doen. Beweging kan trouwens best iets extra's geven aan een opname. Je moet als het ware beweging leren beheersen.


1: De eerste soort bewegingsonscherpte ontstaat doordat de camera niet stabiel is. Ook al heb je nog zo'n vaste hand, de camera zal altijd een beetje bewegen. Bij gebruik van groothoek-objectieven valt het niet zo snel op, maar bij foto's gemaakt met een teleobjectief is dit euvel al snel de reden voor het mislukken van de opname

Om te bepalen of je nog uit de hand kunt fotograferen is het volgende ezelsbruggetje handig: het brandpunt bepaalt de minimale sluitertijd. Bijvoorbeeld: bij 200 mm gebruik je minimaal 1/200 seconde, bij 500 mm gebruik je minimaal 1/500 seconde.

Volgens die theorie kun je met een 200 mm telelens niet met een langere (tragere) sluitertijd dan 1/200 seconde uit de hand fotograferen. Een statief wordt dan noodzakelijk om bewegingsonscherpte door trillingen van het objectief te voorkomen. Vergelijk het met een verrekijker: het beeld danst alle kanten op wanneer je er door kijkt. Het zelfde ezelsbruggetje laat zien dat met een groothoek-objectief van 20 mm nog prima met een lange tijd van 1/20 seconde uit de hand gefotografeerd kan worden. Probeer het maar eens.

Fabrikanten van fotoapparatuur bouwen steeds vaker een VR-systeem (Vibratie Reductie) in hun camera of objectief, waardoor je toch met langere tijden uit de hand kunt fotograferen. Bewegingsonscherpte door de beweging van het onderwerp kun je er echter niet mee voorkomen.

Een statief is dus een goede oplossing om onscherpte door beweging van de camera te voorkomen. Je kunt ook een andere steun gebruiken, bijvoorbeeld door de camera tegen een boom, lantaarnpaal of grote steen te drukken bij het fotograferen. Sommige natuurfotografen werken met lange lenzen vanuit het raam van hun auto en leggen een rijst- of zandzakje in de raamopening van het autoportier. Het is dan wel verstandig om ook de motor uit te zetten om trillingen te voorkomen. Een één-been-statief is heel handig omdat het ook als wandelstok kan fungeren. De meest goedkope oplossing: bevestig een touwtje aan je camera. Bij het fotograferen laat je het draadje tot op de grond zakken, zet je voet er op en trek het strak met de camera: je zult veel stabieler fotograferen dan zonder het touwtje.